Wouter Ekker Oorlogsherinneringen: Droeve
thuiskomst Bij thuiskomst‑na de
bevrijding vond vrijwel niemand zijn huis ongeschonden terug. De meeste
huizen waren beschadigd door beschietingen in de septemberdagen en, daarna en
de Duitsers hadden plenty tijd gehad om wat van hun gading was mee to nemen.
Na thuiskomst wilde ik mijn klasgenoot Niels van der Heyde opzoeken, om to
kijken hoe het bij hen gesteld was. Dus toog ik op een van de resterende
fietsen ‑ zonder twijfel op de velgen of op een houten band ‑van
ons huis aan de Velperweg omhoog naar de Apeldoornseweg. Daar trof ik een
droevig schouwspel aan: rector van der Heyde was bezig een groot deel van
zijn boekenbezit to verbranden in een kuil in de tuin. Wat was het geval? De
kuil was ontstaan doordat de Duitsers zijn voorraad wijn ‑ hij was daar
een liefhebber van ‑ die hij uit voorzorg bij de evacuatie in de tuin
begraven had, ontdekt en opgegraven hadden ‑ niet moeilijk omdat na
verloop van tijd meestal een verhoging of een verdieping ontstaat. De boeken
was een andere zaak ‑ hier waren niet de Duitsers maar de Canadezen de
schuldigen. Die hadden in het huis hun intrek genomen en alle bezittingen, de
boeken incluis, van boven naar beneden de tuin in gebezemd. Van de boeken,
waar hij zo op gesteld was, was niet veel meer overgebleven. Ook lichtpuntjes mogelijk bij
thuiskomst Bij onze eigen thuiskomst waren
ook enkele lichtpuntjes. Niet dat ons huis onbeschadigd was of dat er niet
veel weg was, maar toch. Zo trof mijn vader in een boek ‑ ik zal niet vertellen
welk ‑ de US dollars die hij erin achtergelaten had. Nog verheugender
was zijn lievelingsschilderij terug to vinden, geschilderd door zijn moeder
Lucie van Dam van Isselt, waarop zij zichzelf had geportretteerd in haar
atelier in Veere. Hoe kon het dat dit schilderij niet meegenomen was, terwijl
veel minder kostbare zaken wel verdwenen waren? Mijn vader had daar een
ingenieuze theorie voor bedacht: in de tijd die hun ter beschikking stond,
van september 1944 tot mei 1945, roofden onze Oosterburen eerst de meest
kostbare spullen. Dat wil zeggen dat om to beginnen een ploeg in Arnhem
systematisch de huizen afstroopte om zilver, schilderijen en andere kostbare
zaken op transport naar Duitsland to stellen. Er resteerde echter nog
voldoende tijd om daarna ook zaken als textiel ‑ kleding en dekens ‑
mee to nemen, alles Deutschgrundlich. En wat was nu het geval? Mijn vader had
uit voorzorg dit schilderij met een deken omwikkeld. De eerste ploeg had
opdracht kostbaarheden mee to nemen en had kennelijk niet in de deken
gekeken. De tweede ploeg kwam voor textiel en wikkelde de deken van het
schilderij. Gelukkig hadden zij geen opdracht kostbaarheden mee to nemen, dus
lieten zij het schilderij achter ‑ Befehl ist Befehl, niet waar? De AGB‑kas |
Ten
tijde van de evacuatie was ik quaestor van de Arnhemse Gymnasiasten Bond |
_. en vond het kasje daarvan na
terugkeer beroofd van zijn inhoud. Het kasboek was
behouden en vermeldde dat er plus minus 100 gulden in kas was geweest. Wat
to doen om de kas weer van inhoud to voorzien? Op het eerste AGB feest na de bevrijding
werd daar een plannetje voor bedacht. Er was vanzelfsprekend een bandje,
dat onder meer Afrikaanse muziek speelde. Het
AGB‑bestuur doste zich uit in kralen rokjes en onder het zingen van een
passend lied
werden drie borden omhoog gehouden die duidelijk moesten maken dat de inhoud
van de AGB‑kas f 0.00 was. Toen
er daarna met de hoed rondgegaan werd, is er een veelvoud van het verloren gegane
bedrag opgehaald. Ik kon met een gerust hart als penningmeester afscheid nemen. Wat
eraan vooraf ging |
Velen van ons zullen aan de
uittocht uit Arnhem herinneringen hebben. In september 1944 waren mijn broer
en ik op de Veluwe ondergedoken. We wilden daarmee voorkomen afgevoerd to
worden naar Duitsland, de gevreesde Arbeitseinsatz. Maar toen het bevel tot
evacuatie afgekondigd werd zijn we opgetrommeld om daarbij to helpen. Daar
ging de stoet gammele fietsen: mijn vader met mijn grootmoeder achterop, mijn
oudste broer met onze hond in een kistje, met een uitsnijding voor de staart;
mijn moeder, grootvader, jongere broer en ik met wat schaarse bezittingen
achterop ‑ wie kon toen denken dat in plaats van een weekje die
evacuatie tot mei zou duren? We kwamen terecht in Uddel en hebben het daar
niet slecht gehad. Pas bij de laatste reunie heb ik gehoord dat mijn
klasgenoot Frank van Heusden die laatste oorlogswinter op een steenworp
afstand van ons heeft doorgebracht: op hetzelfde adres waar mijn broer en ik
ondergedoken waren geweest. En de familie van der Heyde verbleef in Apeldoorn,
ook niet ver van ons vandaan, maar ook dat hoorde ik pas later. Nog
eerder Het was voor ons niet de eerste
evacuatie, want in december 1942 moesten we Scheveningen verlaten in verband
met het bouwen van de Atlantik Wall. Omdat mijn vader al in Arnhem werkte,
lag verhuizing daarheen voor de hand. Mijn beide broers en ik kwamen zo van
het Vrijzinnig Christelijk Lyceum in Den Haag terecht op het Stedelijk
Gymnasium in Arnhem. Dit had voor mij nog een curieus gevolg: op het VCL had
ik uitsluitend tienen voor wiskunde gehad, maar mijn eerste cijfer in Arnhem
was een negen. Bij het volgende rapport kreeg ik echter weer een tien en bood
Vredenduin zijn excuses aan voor de negen. Hij zei principieel nooit tienen
gegeven to hebben, maar voor mij wilde hij een uitzondering maken. Ik heb het
altijd fantastisch gevonden: een leraar die zijn excuses aanbiedt aan een
leerling. |
o:, |